
De rechtbank Gelderland heeft een 62-jarige executeur uit Dronten veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur voor verduistering in 2009 van geld uit de nalatenschap van zijn tante . De executeur, die verantwoordelijk was voor de afwikkeling van de nalatenschap, heeft het banktegoed van zijn tante doelbewust verdeeld over zichzelf en zijn echtgenote, terwijl in het testament nog een derde erfgenaam was benoemd. Hij heeft geen geld uitgekeerd aan de derde erfgenaam en deze niet op de hoogte gesteld van de (gedeeltelijke) verdeling van de nalatenschap. Daardoor heeft de executeur de derde erfgenaam buiten spel gezet. Na definitieve vaststelling van de nalatenschap is uiteindelijk gebleken dat de man geen groter bedrag uit de nalatenschap heeft uitgekeerd aan zichzelf en zijn echtgenote dan waarop zij op grond van het testament recht hadden. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan de man een ontnemingsmaatregel op te leggen.
Executeur moet handelen in het belang van de erfgenamen
Vaststaat dat de executeur, na aanvaarding van zijn taak als executeur van de nalatenschap, mocht beschikken over de gelden van de nalatenschap, zij het in het belang van alle erfgenamen. Ook mocht hij een verdeling tot stand brengen met inachtneming van het aan alle erfgenamen toekomende. Niet wordt betwist dat de nalatenschap van erflaatster op het moment van deze overboeking door de executeur nog niet verdeeld was en dus volledig toebehoorde aan alle erven gezamenlijk. Evenmin is in geschil dat executeur de erfgenaam niet op enigerlei wijze vooraf dan wel achteraf, van deze overboeking op de hoogte heeft gesteld, noch zijn toestemming hiervoor heeft verzocht. Ook staat vast dat executeur geen gelden uit de nalatenschap heeft overgemaakt aan de erfgenaam en hem zijn erfdeel of een gedeelte daarvan niet heeft doen toekomen.
Beheren en verdelen
Weliswaar was verdachte als bewindvoerder gerechtigd een verdeling van de nalatenschap tot stand te brengen, doch dit was hij alleen als hij daarbij ook de andere erven in de verdeling betrok, zoals ook is aangegeven in hoofdstuk 3, bepaling 3, van het testament. Vast staat dat aan derde erfgenaam geen bedrag als erfdeel is overgemaakt. Zelfs indien de totale omvang van de boedel toereikend zou zijn geweest om het door verdachte aan zichzelf overgemaakte bedrag aan hem en zijn echtgenote te kunnen toedelen, hetgeen onzeker was zolang de woning nog niet was verkocht, dan nog kon een dergelijke verdeling waardoor het grootste deel van de liquide middelen van de nalatenschap verdween niet zonder medeweten van de overige erfgenamen worden gedaan. In strijd met de bepalingen uit het testament heeft verdachte geen enkele geen informatie verstrekt aan de derde erfgenaam ter zake van de door hem gedane partiële verdeling en afwikkeling van de nalatenschap.
De enkele persoonlijke en kennelijk grotendeels op animositeit gestoelde overtuiging van verdachte dat zijn mede‑erfgenaam geen uitkering meer toekwam, kon naar het oordeel van de rechtbank het buiten spel zetten van de derde erfgenaam niet rechtvaardigen.
Ook de daarna gevolgde overboekingen maken duidelijk dat verdachte over deze gelden heeft beschikt “als heer en meester”. Dat klemt temeer nu de verdachte daarover zelf verklaard heeft dat hij dit deed om te voorkomen dat de derde erfgenaam zijn rechten op zijn aandeel in de nalatenschap kon effectueren door beslag. Dat brengt met zich dat hij dit bedrag door dat over te maken op zijn eigen rekening ten eigen bate en derhalve onrechtmatig heeft onttrokken aan de boedel. De rechtbank komt ten aanzien van de verduistering van een bedrag van € 110.000,- dan ook tot een bewezenverklaring.
De executeur is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De rechtbank veroordeelt de executeur tot een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen.
verduistering