
In een testament van een erflater stond dat zijn partner van hem zou erven als voldaan werd aan de volgende twee situaties. I “mits ik ten tijde van mijn overlijden nog met mijn partner samenwoon en II met haar een gemeenschappelijke huishouding voer” Na het overlijden geeft de notaris een verklaring van erfrecht af waarbij de zus van de erflater is aangemerkt tot enig erfgenaam en niet de partner. De partner vordert nu voor de rechter dat zij aangemerkt moet worden als enig erfgenaam. De partner legt aan haar primaire en subsidiaire vorderingen ten grondslag dat zij en erflater, nadat zij in 2008 gescheiden van elkaar zijn gaan wonen hun relatie hebben voortgezet. Het voortdurende verblijf in elkaars nabijheid leidde tot irritaties waardoor hun relatie onder druk kwam te staan. Ze zijn toen apart van elkaar gaan wonen zodat zij hun relatie konden voortzetten. Zij zagen elkaar ook nadien vrijwel dagelijks. De partner die in de woning van erflater een zelfstandige pedicure praktijk voerde, bleef haar praktijk voeren in de woning van erflater. Zij deed voor erflater huishoudelijk werk en klusjes, erflater hielp zijn partner waar mogelijk, onder meer met haar administratie. Samen zorgden zij voor hun honden en deelden de kosten daarvan. Samen hielden zij ook een bankrekening aan op naam van beiden. Blijkens het door hem opgestelde testament was de relatie met zijn partner voor erflater aanleiding zodanige voorzieningen te treffen dat zij na zijn overlijden te allen tijde goed verzorgd zou achterblijven door haar tot zijn enig erfgename te benoemen ingeval hij zonder achterlaten van nakomelingen zou overlijden.
De partner stelt dat zij wel op de hoogte was van het bestaan van het testament en het feit dat erflater haar daarin tot enige erfgenaam had benoemd, maar niet van de letterlijke tekst van het testament en niet van de voorwaarde “mits ik ten tijde van mijn overlijden nog met mijn partner samenwoon en met haar een gemeenschappelijke huishouding voer.” Ook erflater was volgens zijn partner zich van het bestaan van die voorwaarde niet bewust, althans hij heeft zich naderhand toen erflater en zijn partner besloten apart te gaan wonen niet gerealiseerd dat door deze voorwaarde zijn benoeming van zijn partner tot enige erfgename was geclausuleerd. Dit blijkt uit het feit dat erflater op verschillende momenten tegenover familie en vrienden heeft verklaard dat hij zijn partner tot zijn enige erfgename had benoemd en zijn partner bij zijn overlijden alles van hem zou erven. Erflater verklaarde dit met zoveel woorden ter gelegenheid van een familieberaad van de familie van zijn partner in maart 2009 en voorts bij verschillende gesprekken met goede vrienden kort voor zijn overlijden.
Uitleg testament
De partner verzocht de rechtbank om het testament anders uit te leggen. De rechtbank komt niet toe aan een andere uitleg. Aan uitleg van uiterste wilsbeschikkingen conform het bepaalde in artikel 4:46 BW wordt pas toegekomen wanneer de bewoordingen van een testament onduidelijk zijn (HR 3 december 2004, NJ 2005/58). Daarvan is in dit geval geen sprake. De bewoordingen “mits ik ten tijde van mijn overlijden nog met mijn partner samenwoon en met haar een gemeenschappelijke huishouding voer” zijn duidelijk. Er moet sprake zijn van samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding. Daarvan was ten tijde van het overlijden van erflater (al jaren) geen sprake meer.
Dwaling bij opstellen
Vervolgens stelt de partner dwaling van de erflater. In artikel 4:43 lid 2 BW is een specifieke dwalingsregeling opgenomen voor uiterste wilsbeschikkingen. De wet spreekt in dit verband over onjuiste beweegredenen. Deze leiden tot vernietiging wanneer de onjuiste beweegreden in de uiterste wil is aangeduid en de erflater de beschikking niet had gemaakt indien hij van de onjuistheid van die veronderstelling had kennis gedragen. Een beweegreden is onjuist, wanneer een erflater tot een beschikking wordt bewogen door een omstandigheid, die hij ten onrechte als bestaande aanmerkt of die ontijdig heeft opgehouden te bestaan of door een verwachting die niet in vervulling is gegaan. Daarvan is in dit geval geen sprake. In de betreffende bepaling is immers duidelijk opgenomen onder welke omstandigheden de partner geen erfgename meer is. Van een ten onrechte als bestaande of ontijdig opgehouden omstandigheid is geen sprake, noch van een verwachting die niet in vervulling is gegaan. Ook deze vordering wordt afgewezen.
Controleer regelmatig je testament
Bij het opmaken van testamenten moet je zorgen dat je de huidige situatie goed regelt. Je kan heel ver vooruit denken maar dan doe je, je erfgenamen bij een snel overlijden te kort. Het willen regelen van een verre toekomst is lastig te verwoorden en niet te overzien. Sta bij bijzondere gebeurtenissen (geboorte, verbreken relatie, gescheiden wonen, aan/verkoop woning, erfenissen/schenkingen) even stil of je testament nog up-to-date is. Jonge mensen kiezen vaak voor testamenten waarbij bij het eerste overlijden geen erfbelasting verschuldigd is. Oudere mensen kiezen voor fiscaal gunstigere testamenten. Een goed testament biedt de langstlevende flexibiliteit en sluit aan bij de huidige situatie. Laat je testament minimaal 1 x in de vijf jaar controleren. Rechtspraak en verandering van (belasting)wetgeving en situaties zorgen er nu eenmaal voor dat het noodzakelijk kan zijn om je testament te wijzigen.
Bron: rechtspraak
testament, uitleg