
Door een langstlevende testament krijgen de kinderen een niet-opeisbare geldvordering op hun langstlevende ouder. Deze vorderingen zijn gedeficaliseerd (art. 5.4 Wet IB 2001). Als de langstlevende opnieuw een huwelijk aangaat of komt te overlijden zijn deze vorderingen vaak opeisbaar (volgens het testament van de eerst overledene). Als de langstlevende met de kinderen afspreekt dat zij hun vorderingen pas kunnen opeisen nadat ook de nieuwe partner is overleden blijft de deficalisering gelden alsdus de Belastingdienst. In de parlementaire geschiedenis is opgenomen dat de deficalisering blijft gelden bij een dergelijke schuldvernieuwing en andere gevallen waarin er rechtens of feitelijk een nauw verband is tussen de oude en de nieuwe schuld.