
Het feit dat de identiteit van de verkrijger van een schenking onbekend is, vormt voor de Belastingdienst geen belemmering om deze als een belaste schenking aan te merken en te innen bij de erfgenamen. In een zaak bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant ging het om een vrouw die in 2008 overleed. De twee kinderen van haar nicht (op dat moment 8 en 6 jaar) had ze tot haar enige en algehele erfgenamen benoemd, ieder voor een gelijk deel.
Schenking vrij van recht
Op 12 maart 2008 hebben erflaatster en haar in 2008 overleden echtgenoot, een bedrag van € 72.188,28 contant opgenomen bij de Rabobank aangehouden bankrekening. De Belastingdienst constateerde dit en merkte op dat dit nu geen deel meer uitmaakte van de nalatenschap. Bestemming van het geld is onbekend. De inspecteur merkte dit aan als een schenking vrij van recht en legde een aanslag schenkbelasting op van € 69.924 aan ‘de heer/mw. Onbekende’.
Erfgenamen aansprakelijk
Vervolgens heeft de Belastingdienst erflaatster aansprakelijk gesteld voor de aanslag recht van schenking (artikel 46, derde lid, van de Invorderingswet 1990). De erfgenamen zijn, als rechtsopvolgers van erflaatster, op basis van artikel 48, eerste lid aanhef en onderdeel b, in verbinding met artikel 49 van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk gesteld voor de betaling van de aanslag recht van schenking. De erfgenamen zijn aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 74.413 inclusief invorderingsrente en kosten.
Gift
De rechtbank oordeelde op grond van de definitie van ‘gift’ dat de omstandigheid dat de verkrijger onbekend is, geen belemmering vormt om een schenking in aanmerking te nemen die voor de Successiewet belast is. Het beroep van de erfgenamen dat geen aanslag recht van schenk kon worden opgelegd, werd daarom ongegrond verklaard.
Wet: artikel 7:186, lid 2 BW
Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Als de erfgenamen zuiver aanvaard hebben, dan zijn zij naast het vermogen van erflater met hun eigen vermogen aansprakelijk voor de schenkbelasting. Met een beneficiaire aanvaarding was de aansprakelijkheid van de erfgenamen te voorkomen.